Dorpsverhaal: Winkelier (door Jan Portengen)

Winkelier Ary van der Mouw is dood en begraven. Er hing een paar dagen een laken voor de ramen en de winkel was dicht. Die winkel staat in het hartje van het dorp. Naast de smederij. Op de hoek van de Dorpsstraat en de korte Commandeursteeg. Voor drie gulden en negentien stuivers aangeslagen in de jaarlijkse Verponding.
Nu kan iedereen weer terecht. Trijntje houdt de winkel draaiende. Ze piekert er niet over de zaak te verkopen. Dat kan dank zij de hulp van Antje Ouwersloot, de weduwe van Krijn van Oosten. Totdat ook Trijntje, ziek thuis, haar testament moet laten maken. Dat gebew1 in maart 1819 in huis nummer 45. Ze heeft zelf geen kinderen want als erfgenamen worden genoemd de kinderen van de zuster van haar man Maartje van der Mouw. Dat zijn Jacob, Antje en Jannetje Ouwersloot. De familie Ouwersloot valt in de prijzen. Trijntje sterft kort daarna de winkel wordt verkocht. Zes jaar later, in augustus 1825 stapt notaris Hummel nogmaals het huis in om een testament op te maken. Nu ligt de nieuwe eigenaar en winkelier ziek in bed en wil bijtijds orde op zaken stellen: Kornelis de Vries. De inderhaast opgetrommelde getuigen zijn al aanwezig: de buurman smid Anthony Koppers, de overbuurman schoenmaker Cornelis Rhijnsburger en de pannenbakker Hendrik Vlasveld de overbuurman van het Veerpad. De notaris stelt vast dat de winkelier, hoewel ziek, goed bij zinnen is en dat het de bedoeling is een wederzijds testament op te maken. De huisvrouw van Kornelis is dan ook lijfelijk aanwezig in de persoon van Johanna Maria Vermeulen. Plechtig worden de geijkte zinnen opgeschreven en kunnen beide documenten, ieder apart, worden ondertekend.
De winkelier heeft het overleefd, op de lijst van inwoners van 1834 staat als eigenaar en bewoner van nummer 45 Kornelis de Vries. Totaal 9 personen. Wie was Kornelis de Vries? Was het soms de stamvader van de Valkenburgse tak van de familie die in getal en menigte uitgebreid eeri groot deel van het inwonertal van ons dorp telt? De nu helaas gesloten "Huis-, tuin­ en keukenwinkel" van Raymond van Stijn staat voor een deel op de plaats waar de winkel van Kornelis de Vries eens stond. Hij wist me te vertellen dat er inderdaad een groentewinkel naast de smederij gestaan had die toebehoord.
 
had aan een De Vries. Die op zijn beurt wist me duidelijk te maken dat de winkel van vader op zoon was overgegaan. Uiteindelijk belande ik bij Arie de Vries alias Arie de Hoop. Zijn nog altijd goede geheugen kwam tot de volgende stamboom:
Betovergrootvader: Kees de Vries geboren omtrent 1795 en op vrijersvoeten omtrent 1812 met de dienstbode van 't Haagse Schouw.
Overgrootvader: Piet de Vries geboren in 1842 getrouwd met een meisje uit Katwijk Binnen.
Grootvader: Arie de Vries, geboren in 1862. Werkbaas op de pannenfabriek van Sillevolt, getrouwd met Pietje Doets.
Vader: Piet de Vries, geboren 13 mei 1884. Getrouwd in 1908 met Antje Meurs. Zelf vond ik de overlijdensacte van Cornelis de Vries geboekt op 2 september 1847 te Valkenburg. Winkelier, 63 jaar oud, geboren te Haarlem, zoon van Ary de Vries en Clasina Bruyser. Nalatende zijn vrouw Johanna Maria Vermeulen. Ik laat het hier bij maar kan het niet nalaten het verhaal te vertellen dat mijn zegsman me over zijn betovergrootvader verkondigde. Uiteraard vrij vertaald.
Iedereen is natuurlijk benieuwd naar die vrijage van betovergrootvader Kees. Dat zit zo: Cornelis was destijds in Valkenburg woonachtig. Vraag me niet bij wie of waar. Zulke jongens werken bij een boer, of in de pannenfabriek, of op de kalkbranderij. Er is van alles te doen in ons dorp. Met een beetje goede wil verdienen ze 15 stuivers per dag, of misschien zelfs een gulden. Iedere zaterdagavond mag hij een halfuurtje eerder weg om de rest van de avond door te brengen bij zijn meisje. Soms loopt hij naar de Haagse Schouw, soms mag hij de boot gebruiken. Die zaterdagavond is het al schemerig als hij bij de herberg aan komt. Hij treft het slecht, er zijn soldaten over de vloert Op doortocht, maar de wagens staan uitgespannen op het exercitieterrein. De paarden zijn ondergebracht in de stal. Het is duidelijk dat ze niet van plan zijn nog die avond te vertrekken. Het zijn Fransen zo te zien aan de opschriften. Eén der karren valt hem op. Zijn de andere wagens slordig achtergelaten, deze is zorgvuldig afgedekt! Daar zou wel eens iets van waarde in verborgen kunnen liggen! Sommige mensen hebben daar een neus voor.
Kees stapt via de achteringang de herberg binnen. Hij kent de weg en ze kennen hem. Vanuit de donkere gang kan hij de gelagkamer zien waar een aantal Franse militairen om de tafel zitten. Onderuit gezakt in de stoelen, de benen gestrekt. Een omgevallen stoel in een hoek. Een oudere snorrenbaard warmt zijn stramme rug aan het haardvuur en kijkt vermaakt grijnzend toe hoe de jonkies zich vergapen aan de serveerster. Zijn Annie!
 
Kees verstaat geen woord van hun gebral maar haat alleen al de blikken waarmee ze haar aankijken. Zijn deerne die geen raad weet met haar houding. nijdig kijkt hij naar de overduidelijke belangstelling die ze haar betonen. Ze neemt met een bedeesd gezicht de bestelling in ontvangst en haast zich naar de keuken. Kees volgt ongezien een andere weg met hetzelfde doel. Terwijl zij de drankjes gereed maakt luistert hij naar de ontboezemingen van zijn geliefde. "Ik ben blij dat je er bent. Die rot Fransen, straks verdwijnen ze en betalen? Ho maar! Net als de vorige keer!" Het is al eerder gebeurd dat soldaten bleven eten, drinken en slapen en vertrokken zonder te betalen. "Wacht maar, stil maar!" sust hij, maar in zijn hoofd rijpen snode plannen.
Ter bestemder tijd neemt Kees afscheid. De militairen rond de tafel zijn afgedropen naar hun bedden. Buiten is het pikdonker. Er staat geen schildwacht bij de militaire voertuigen. Kees ritst met zijn mes een scheur in het dekzeil van de zorgvuldig afgesloten wagen en voelt met zijn handen naar binnen. Wat is dat? Vaatjes? Ze zullen toch geen haring vervoeren? Voorzichtig trekt hij er één naar buiten en schudt het voorwerp heen en weer. Het geluid klinkt hem bekend in de oren. Het rinkelen van geld! Te zwaar om mee te nemen. Wat nu te doen. Kees kent de omgeving als zijn broekzak. Het exercitieterrein, aangelegd voor de oefening van de Nationale Militie, is voorzien van een degelijk afwateringssysteem. Vierkante ijzeren roosters zorgen voor de afsluiting daarvan. Het rooster laat zich oplichten, het vaatje verdwijnt in het gat eronder. Even nog denkt Kees er over om nog een vaatje te pakken, maar dat lijkt hem toch al te gortig. Weg wezen!
In Valkenburg hield hij zich drie dagen en nachten verborgen en sliep in de hooiberg van Ary Bol op de Middenweg. De soldaten die de soldij voor Amsterdam moesten bewaken zijn twee dagen aan het zoeken geweest. Omwonenden werden ondervraagd, bedreigingen geuit. Maar niemand wist ergens van. Ze vertrokken tenslotte zonder te betalen. "Het geld is op, gestolen! Dien de rekening maar in bij de maire!".
Kees hoorde dat allemaal toen de kust veilig leek en hij op kousenvoeten de herberg binnensloop en zijn Annie tersluiks een lege kamer introk. Je begrijpt dat de waard in vertrouwen moest worden genomen nadat was vastgesteld dat het vaatje nog steeds lag waar het achtergelaten was. Uiteraard moesten daartoe een aantal dukaten van de buit worden aangesproken. Wat Kees met de rest van het geld deed? Ik zal de vraag omkeren. "Waar haalde Cornelis de Vries het geld vandaan om in 1820 de winkel te kopen van de familie Ouwersloot?"

Colofon

Zicht op Valkenburg, nr 225, november 2002

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Hans van der Does

Gerelateerde informatie


Vensters



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)