Praetorium Agrippine - een Romeinse legerplaats

Opgravingen in Valkenburg (1941-1982)

Aanleiding tot de grootste archeologische onderneming hier te lande, die internationaal sterk de aandacht heeft getrokken, vormden zoals reeds eerder genoemd, de oorlogshandelingen tussen 10 mei en 14 mei 1940. De door granaatvuur onherstelbaar beschadigde N.H. kerk en tal van behuizingen en bollenschuren moesten in 1940 worden geamoveerd. Hierdoor kwam een groot deel van de Valkenburgse dorpsheuvel vrij van bebouwing en werd daarmee toegankelijk voor systematisch oudheidkundig bodemonderzoek op grote schaal. Van Romeinse funderingen en roerende oudheden uit Valkenburg Z.H. wordt reeds door 16e en 17e eeuwse auteurs gerept, doch pas in 1875 is een eerste wetenschappelijk controleerbare waarneming van Romeinse funderingsresten verricht door W. Pleijte, R.M.O. In 1914 stelde A.E. van Giffen, R.M.O. typisch Romeins muurwerk en een fraaie strategie vast. Het zou echter nog tot 1927 duren voordat een opgraving in de Valkenburgse dorpsheuvel werd ondernomen. Dit onderzoek onder leiding van A.E. Remouchamp, R.M.O., leverde echter geen positieve resultaten op. Onder auspiciën van de Vereniging voor Terpenonderzoek vonden opgravingen plaats vanaf 1941 tot 1982 (onder de sportzaal). De opgravingen te Valkenburg onderscheiden zich van de vroegere opgravingen van Romeinse objecten in Nederland door twee kenmerken: A. de opgravingtechniek, B. de doelstelling.

A. De opgravingmethodes, die bij het onderzoek van graven en terpen zulke belangrijke resultaten hadden opgeleverd, werden thans ook te Valkenburg toegepast, en het onderzoek van de dorpsheuvel aldaar werd precies zoals een terp aangepakt. Daarenboven werd er vanaf den beginne naar gestreefd niet slechts enkele proefsleuven en bouwputten te onderzoeken, doch het object volledig in zijn geheel op te graven.
Voor het eerst in Nederland, en ook West-Europa werd een Romeins castellum volledig, tot in details onderzocht; werden de stratigrafie en de periodisering bijzonder in acht genomen, en werden ook uitvoerige opgravingverslagen gepubliceerd. met talrijke plattegronden en rijk illustratiemateriaal.

B. De doelstelling van het onderzoek omvatte het volgende: Vanaf het begin werd de problematiek uiterst nauwkeurig bepaald. Het ging er niet alleen om de structuur van een Romeins legerkamp te onderzoeken, maar vooral de resultaten van deze opgravingen te interpreteren in het licht van de schaarse literaire gegevens over de militaire geschiedenis van de noordwestelijke grens van het Romeinse rijk, ze te vergelijken met de resultaten verkregen op andere vindplaatsen in Nederland en in naburige streken, en uit de coördinatie van al deze gegevens de geschiedenis van de militaire grens van het Romeinse rijk langs de Neder-Rijn te reconstrueren.

Spitsgrachten

Het onderzoek werd na 1967 alleen nog voortgezet op die plaatsen waar zich mogelijkheden voordeden, zoals aan de Lange Commandeurstraat, waar in 1975 en 1978 een aantal huizen was afgebroken. Dit kleinschaliger onderzoek was speciaal gericht op het bestuderen van de fasering en periodisering van de spitsgrachten rondom de verschillende castella en het stratigrafisch verzamelen van oecologisch materiaal (zaden, stuifmeel en diatomeeen).

Wat de achtereenvolgende fasen van het castellum betreft is het volgende bekend geworden. Periode I is omstreeks 40 na Chr. gebouwd. De bouw houdt vermoedelijk verband met het controleren van de verbindingen in de delta van de Rijn ten tijde van de verhoogde spanningen in Beneden-Germanie onder keizer Caligula. Of het oudste castellum een rol speelde in de voorbereidingen van Caligula voor de verovering van Engeland of in 42/43 in de succesvolle invasie van keizer Claudius in Engeland is niet met zekerheid bekend. De duur van deze eerste periode was beperkt mede vanwege de wateroverlast bij hoge waterstand van de Oude Rijn.

Periode IA betreft een interne verbouwing.

Periode II werd gebouwd na ophoging van het terrein. Vermoedelijk geschiedde dit in 47. Brandsporen wijzen op de vernieling na enkele jaren.

Periode III werd op de grondslag van de tweede vesting gebouwd en wijkt hiervan slechts in details af. De vesting Valkenburg 11/111 maakte deel uit van een reeks, die tezamen langs de Oude Rijn, de Romeinse limes vormde. Deze limes ontstond toen keizer Claudius in 47 aan Corbulo bevel gaf de veroveringen in het land van de Friezen en Chauken af te breken en de militaire steunpunten tot op de zuidelijke oever van de Rijn terug te trekken. In deze periode kreeg Valkenburg de naam Praetorium Agrippinae. Het einde van deze periode valt in 69/70 ten tijde van de opstand der Bataven onder Julius Civilis. Een dikke brandlaag herinnert hieraan.
 
Periode IV werd gebouwd in het begin van de regering van Vespasianus (69-79).
 
Periode V vertegenwoordigt een restauratie omstreeks het jaar 100. In het, met een aarden wal omgeven, houten castellum werd nu voor het eerst een stenen gebouw opgericht - het stafgebouw, de principia. Periode VI vertegenwoordigt de herbouw, uiterlijk in het begin der derde eeuw, onder Septimius Severus (193-211). Het castellum werd nu geheel in steen uitgevoerd en met een tufstenen muur omgeven. Rond 240 na Chr. schijnt dit castellum te zijn verwoest. Dit zijn dus, in zeer brede lijnen geschetst, de gegevens welke de opgravingen te Valkenburg ons verstrekken. Doch hiertoe beperkt zich het belang van dit oudheidkundig bodemonderzoek niet. Tijdens de opgravingen werden duizenden voorwerpen gevonden die ons inlichten over de uitrusting van de Romeinse soldaat, over zijn dagelijks leven, over de drukke handelsbetrekkingen en de economische activiteiten van het noordwestelijk gedeelte van het Romeinse rijk. Daarenboven zijn al deze voorwerpen in stratigrafisch verband gevonden en zijn dus uiterst nauwkeurig gedateerd: men denke eraan dat periode I slechts enkele jaren heeft geduurd, dat periode II/III gebruikt is geweest tussen de jaren 47 en 69; enz. Valkenburg verstrekt ons dus, van zuiver archeologisch standpunt bekeken, een aantal vaste en uiterst nauwkeurige dateringcriteria. die ook voor het vastleggen van de chronologic van andere vindplaatsen kunnen aangewend worden. Een deel van dit materiaal is gepubliceerd, doch er blijft op dit gebied nog veel te doen.

Redenen van bescherming

Bovenstaande gegevens werden verkregen dank zij het onderzoek van een groot deel van de dorpskom. Een klein aantal percelen is door bestaande bebouwing of om andere redenen tot op heden ontoegankelijk gebleven voor onderzoek. Het zijn juist deze percelen die het antwoord moeten geven op de vragen die gerezen zijn bij het uitwerken van het verrichte onderzoek.
Met name de plaats waar de nieuwe sportzaal thans is gebouwd, was voor dit aanvullende onderzoek van groot belang. Hier bevindt zich in de achtereenvolgende fasen van het castellum een complex barakken, waarvan weliswaar de plattegronden min of meer bekend zijn maar waar zich nog de laatste mogelijkheid voordeed om nadere detailinformatie te verwerven en ook om de resultaten van het meer op de structuur van het castellum gerichte onderzoek in 1941 te verifiëren en aan te vullen. Algemene zaken die in dit verband rijzen, betreffen:

-   de castella-aanleg en de stratigrafie na 70 na Chr. tot midden 3e eeuw (castella 4-6). Hiervan staat nog weinig vast.
-   de ,,verbouwing" van periode I.
-   de datering van de castella 5 en 6 met behulp van dakpanstempels, te verzamelen in stratigrafisch verband.
-   de functie van Valkenburg in de laat-Romeinse tijd na het laatste castellum, waarbij onderscheid van vondsten uit de castella 5 en 6 en later van belang is.
-   de vondstenberging. Vrijwel zeker zijn belangrijke vondstcategorieën bij de traditionele methoden van vondstenberging ten onrechte ondervertegenwoordigd. Dit geldt met name voor de diepere, i.e. pre-Flavische lagen (40-70) waarin de conserveringsomstandigheden uitstekend geschikt zijn voor het behoud van metaal en organica. Houten schrijftafeltjes zijn destijds bij tientallen gezien, maar er zijn er maar weinig verzameld. Dunne houten schrijfplankjes, zoals gevonden in het Engelse Vindolanda, zijn op het continent nooit gevonden, maar moeten bij een juiste wijze van vondstverzamelen tevoorschijn komen. Deze epigrafica zouden zeer wezenlijke informatie kunnen bevatten over het dagelijks leven en over de contacten met het thuisfront.
-   het oecologisch onderzoek (milieu, voedselpakket, graan opslag). Voor het eerst was het mogelijk dit onderzoek in Valkenburg op grotere schaal en in detail op te zetten, waardoor een chronologische fasering van het Romeinse ingrijpen in de omgeving verkregen kan worden.
-   de mogelijkheden voor systematische en grootschalige monstername voor dendro-chronologie (datering met hulp van de jaarringen in eikenhout).
-   het inzicht in ophogingen, overstromingen en het zeeniveau in de Romeinse tijd door sedimentatieonderzoek. Omdat de opgravingen in 1941 zijn gestart in de onmiddellijke omgeving van de Kerkweg en toentertijd van enige ervaring met het object Valkenburg nog geen sprake was ligt het voor de hand dat hier niet met optimaal resultaat is gegraven. Onderzoek ter plaatse van de oude school, thans sportzaal, zou deze lacune kunnen opvullen.
Aard van het monument

Thans wil ik nog gaarne aangeven hoe een Romeins castellum er moet hebben uitgezien. De ca. 3 meter hoge, kunstmatige heuvel vormt de grondslag voor de huidige hoog gelegen dorpskern in Valkenburg. In deze heuvel zijn de overblijfselen bewaard gebleven van 6 of 7 opeenvolgende Romeinse legerplaatsen zoals reeds eerder genoemd. In zijn boek ,,Romeinen in Nederland" zegt W.D. van Es hiervan:

,,Deze castella dateren uit de periode tussen ongeveer het midden van de Iste en het derde kwart van de 3de eeuw. Er zijn wel onderlinge verschillen, maar zij zijn alle zeven volgens hetzelfde schema opgebouwd. De afgebeelde plattegrond van het oudste castellum (periode 1) geeft dit schema duidelijk weer. Het castellum bestaat uit een rechthoekig terrein met afgeronde hoeken van ca. 150 X  170 m. Buitenom loopt een verdedigingssysteem, bestaande uit een drietal grachten met V-vormig profiel (,,spitsgrachten") en een aarden wal bekroond met een houten palissade. Het brede front is naar de Rijn d.w.z. naar de vijand gekeerd. In het midden van de frontzijde waren de grachten onderbroken en lag in de wal een door houten torens geflankeerde poortrde porta praetoria. Ook in het midden van de korte zijden bevonden zich dergelijke poorten: de porta principalis dextra en sinistra. De porta decumana, die gewoonlijk in het midden van de achterzijde aangebracht was, schijnt in Valkenburg 1 te ontbreken. De afgeronde walhoeken waren versterkt met zware rechthoekige houten torens. De lange zijden waren op regelmatige afstanden ook nog van kleinere vierkante torens voorzien. Een weergang met waarschijnlijk gekantelde houten borstwering voerde over de wal van toren naar toren. De poorten waren binnen in het kamp door straten met elkaar verbonden: via praetoria uitlopend op de gelijknamige poort en via principalis. Deze straten waren langs de twee hoofdassen van het kampement - de cardo en decumanus - aangelegd en sneden elkaar loodrecht in het centrum. Verder liep er een straat rondom langs de binnenvoet van de wal, intervallum.
Het interieur van het castellum met een oppervlakte van ca. 110 x 130 m werd door de via principalis verdeeld in een voorgedeelte of praetentura en een achtergedeelte, de retentura. De via praetoria scheidde de praetentura in tweeën en liep uit op het stafgebouw, de principia. De principia lag dus in het midden van de retentura. Het was een houten gebouw van 29 x 40 m.

Hier klopte het hart van het legerkamp. Rondom een open hof lagen de stafburelen. In het kleine heiligdom, sacellum, aan de achterzijde in het midden, werden de vaandels bewaard en de kas. Het grote gebouw, rechts in de praetentura zal de woning van de commandant, het prae-torium, geweest zijn. Ook hier een centrale open hof met regenwaterbak in het midden en houten zuilengang rondom, een peristyli-um.
Ter weerszijde van de commandantswoning lagen gebouwen, die niet volledig zijn opgegraven en waarvan de functie nog onduidelijk is. Het zuidelijke was misschien een lazaret, valetudinarium. De functie van het eveneens onvolledige, grote gebouw in het noordelijke gedeelte van de praetentura, staat evenmin vast. Het wordt wel verklaard als de kazerne van een afdeling paardevolk. In zijn vorm doet het sterk denken aan de houten infanteriekazernes, die aan beide zijden van de principia gelegen waren. Het zijn in totaal acht barakken, he-mistrigia. Zij liggen twee aan twee met de voorgevels naar elkaar toegekeerd, ertussen een kampstraat, die geflankeerd wordt door een op houten zuilen rustende porticus. Teza-men vormt elk paar barakken een zogenaamde striga.

Veranderingen

Deze kazernes beslaan slechts een derde van de totale ruimte van ca. 1.5 ha. binnen het castellum. Toch waren hier tenminste 500 man gelegerd. Veel ruimte en privacy hadden zij dus niet.

De commandant was beter af. Het grondvlak van zijn ambtswoning kwam overeen met dat van vier barakken. Aan het dichtst bij de omwalling gelegen uiteinde van iedere barak bevond zich een betrekkelijk royale officierswoning. Aan het andere uiteinde, aan de via principalis lag een kleinere woning, waarschijnlijk voor onderofficieren. Deze was echter nog ruim vergeleken bij de verblijven van de gemene soldaat daartussen in. De tussenruimte was namelijk verdeeld in zeven contubernia, elk bestaande uit twee achter elkaar gelegen vertrekken. Het voorste en kleinste direct achter de porticus was de rustkamer. Daarachter lag het eigenlijke woonvertrek van ca. 14 m? (4,20 x 3,40 m). Het is niet zeker hoeveel soldaten er precies in deze barakken werden geperst, maar het waren er gewoonlijk 8 per contubernium. In tal van details vertoonde het legerkamp Valkenburg 1 een eigen gezicht, maar het geeft het grondprincipe van een cohortencastellum - het meest gangbare type van militaire nederzettingen in Romeins Nederland - heel duidelijk weer. Dit grondschema is zonder principiële wijzigingen tot laat in de 3de eeuw gehandhaafd. Een van de belangrijkste veranderingen trad in de loop van de 2de eeuw op, toen hout en aarde als bouwmaterialen door tufsteen verdrongen werden. Het omstreeks 100 na Chr. gebouwde Valkenburg 5 heeft al stenen principia, het laatste Valkenburgse castellum (6) is geheel in steen uitgevoerd."

Iiteratuur:
A.E. van Giffen, De Romeinse castella in den dorpsheuvel te Valkenburg aan den Rijn (Z.H.).
I  De opgravingen in 1941 - Jaarverslag van de Vereniging voor terpenonderzoek 25-28, 1940-1944 (1948).
II De opgravingen in 1942-'43 en 1946-1950 - Jaarverslag van de Vereniging voor Terpenonderzoek 33-37, 1948-1953, 1955 (1955).
W. Glasbergen, De Romeinse castella te Valkenburg Z.H.- Opgravingen 1962. Groningen 1967 (1972).
W. Glasbergen en W. Groenman- Van Waaleringe, The -Pre Flavian Garrisons of Valkenburg Z.H., Amsterdam 1974.

© Tekst: Vereniging Oud Valkenburg © Foto voorblad: Vereniging Oud Valkenburg

Praetorium Agrippine - een Romeinse legerplaats
©: Vereniging Oud Valkenburg

Gerelateerde informatie


Vensters



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)